AAS Criterium
AAS staat voor Antwerpse Atletiek Samenwerkingen en is een criterium tussen atleten van 6 clubs: ACBR Ekeren-Brasschaat, AVKA Kontich-Aartselaar, SGOLA Boechout, BVAC Antwerpen/Kiel, KAPE Kapellen en ESAK Essen. Dit criterium is bedoeld voor kangoeroes, benjamins, pupillen en miniemen. Sinds 2015 mogen ook de cadetten deelnemen aan deze wedstrijden.
Het criterium loopt over 10 wedstrijden tijdens het zomerseizoen en alle atleten die aan de voorwaarden voldoen (zie hiervoor het AAS reglement) worden tijdens de finale gehuldigd en krijgen een pracht van een beker als aandenken voor hun deelname. Door de herziening van de jeugdwedstrijden hebben wij ook enkele aanpassingen moeten maken aan het concept. Dat wil zeggen dat er van de 10 wedstrijden 9 zijn, waar de pupillen en miniemen kunnen deelnemen, 5 waar ook de cadetten aan kunnen deelnemen en 5 waar de kangoeroes en de benjamins aan kunnen deelnemen.
Als club vinden wij het AAS-criterium heel belangrijk en dit zijn in het zomerseizoen de belangrijkste wedstrijden voor de jeugd, waaraan wij steeds in clubverband zullen deelnemen. Het voordeel van dit type wedstrijd is dat de atleten aan alle proeven dienen deel te nemen, wat er voor zorgt dat ze een heel brede basis krijgen als jeugdatleet.
Reglement AAS-criterium
- Per proef wordt de prestatie van de atleet omgezet in punten volgens de voor de VAL geldende puntentabellen, met wel een minimum van 30 punten bij deelname aan de proef. Indien door een atleet meerdere malen aan dezelfde proef wordt deelgenomen telt de beste prestatie.
- Alle proeven worden betwist volgens de reglementen van de VAL( met uitzondering van het hoogspringen). Iin alle hooggspringwedstrijden worden maximaal 2 pogingen per hoogte toegestaan voor benjamins, pupillen en miniemen en 3 pogingen voor cadetten en de lat wordt steeds verhoogd per 5 cm. De punten voor het hoogspringen worden per volle 5 cm toegekend. De dagwinnaar krijgt – uitzonderlijk – ook bij geen volle 5 cm de toegewezen punten volgens zijn prestaties. Punten worden toegekend vanaf een vastgestelde beginhoogte. Voor de benjamins: vrije keuze van hoogte, voor de pupillen: hoogte van 80 cm voor de miniemen: hoogte van 90 cm en voor de cadetten: hoogte van 1 m. Bij lange afstanden (600 m en 1000 m) worden de wedstrijden bij deelname vanaf 20 atleten verplicht gesplitst in 2 reeksen. De organisator is verplicht om de wedstrijden zo te laten plaatsvinden en is verantwoordelijk voor de communicatie hierover met de hoofdscheidsrechter en de jury.
- Er wordt steeds gerekend op de fair play van de clubafgevaardigden om spontaan de opsteller van het AAS klassement in te lichten wanneer een wedstrijduitslag onduidelijk of onjuist is.
- Per meeting waar de atleet aan deelneemt, krijgt hij of zij 50 extra deelnemingspunten. De definitie van deelnemen is minstens 1 geleverde prestatie kunnen voorleggen voor die meeting (enkel ongeldige prestaties is dus onvoldoende). Hij of zij die deelneemt aan alle AAS-wedstrijden krijgt een bonus van 50 punten. Om opgenomen te worden in het eindklassement moet men en aan meer dan de helft van AAS-meetings hebben deelgenomen en maar aan max. 1 proef van zijn/haar categorie niet hebben deelgenomen.
- De rangschikking wordt opgemaakt door de per proef toegekende punten en de deelnemingspunten per atleet samen te tellen. Wie zo, en dit per categorie, na de laatste wedstrijd het meeste punten heeft verzameld wordt uitgeroepen tot winnaar van het AAS-criterium, enkel indien hij of zij voldoet aan de voorwaarden om opgenomen te worden in de einduitslag. Dezelfde regel geldt voor de volgende plaatsen in het klassement. Bij een gelijk aantal punten in de einduitslag wordt de plaats bepaald volgens volgende regels: eerst de atleet met het meeste aantal deelnemingspunten, indien dit geen uitsluitsel geeft wordt de beste prestatie van de 600 m of 1000 m bepalend voor de plaats.
- Iedereen kan deelnemen aan de wedstrijden van het AAS-criterium, maar enkel atleten van de deelnemende clubs komen in aanmerking voor het eindklassement. Al wie in dit eindklassement opgenomen wordt krijgt op het einde van het seizoen een trofee. De waarde van de trofee kan wel toenemen naargelang men meer vooraan in het klassement staat.
- Er wordt per categorie ook een beker toegekend voor de winnende club. Het clubklassement wordt opgesteld door per club de totaalpunten van de 3 best gerangschikte atleten samen te tellen. Echter enkel de atleten die ook opgenomen zijn in het eindklassement komen in aanmerking voor het clubklassement. De beste seizoenstijd van de 4 x 60 m en de 4 x 80 m komt ook in aanmerking voor het clubklassement op voorwaarde dat de ploeg bestaat uit 4 leden van dezelfde categorie en 4 leden van dezelfde club (er mag wel max. 1 niet aangeslotene opgesteld worden indien hij duidelijk ‘eigenlijk tot die club behoort’). De 4 x 100 m voor cadetten wordt niet opgenomen in het clubklassement.
- Er is ook een beker voor het totale clubklassement. Deze wordt toegekend aan de club die de meeste punten scoort door de 6 clubklassementen per categorie samen te tellen.
- Een atleet die heeft deelgenomen als niet-aangeslotene bekomt retroactief de door hem verworven punten en kan zo ook in het eindklassement opgenomen worden, op voorwaarde dat hij aan minstens 1 wedstrijd van het AAS-criterium heeft deelgenomen met een voor het seizoen geldig VAL borstnummer. Enkel atleten met een wedstrijdvergunning (vanaf benjamin) worden opgenomen in het eindklassement op voorwaarde dat ze voldoen aan artikel 4 van dit reglement.
- Indien door externe omstandigheden de finalewedstrijd niet kan doorgaan, wordt de tussenstand na de laatst plaatsgevonden wedstrijd meteen erkend als eindstand, rekening houdend met de bepalingen uit artikel 4.
Organisaties